Varia 8

Kinderboek

Vogelvrij?

Liefdesdokter

Tand des doods

Trappisten betrapt

Kattengejank

Lekkerbekkenbibliotheek

Kinderspel

Woedende boeddha

Het schip der zotheid

Vouwbenen

Incognito

Belgicus

Handen schudden

Vliegensvlugge Magritte

Kinderboek

De Duitse porseleinmaker Müller & Hammer maakte heel wat beeldjes in  biscuit maar slechts twee varianten van een meisje zittend op een gesloten boek (1900-1920). Hoewel de hartjes op de snede een boekenliefde suggereren, zitten deze meisjes er toch wat verveeld bij alsof ze denken: wanneer mag ik hier weg?

zie ook 'Jonge boekenwurm' Varia 6

Vogelvrij?

Van de Vlaamse kunstenaar Cyriel De Brauwer (1914-1989) kwam ik dit beeld tegen op twee veilingen: ‘Jeune fille au livre et l’oiseau’ volgens de ene en ‘Jonge novice’ bij de andere. Die laatste omschrijving lijkt me plausibel. Deze freule met lange haarvlechten en gestileerd kleed met cape komt wat middeleeuws voor. Vermoedelijk  leest ze een instructieboekje over het kloosterleven waartoe ze zich ‘geroepen’ voelt, gesymboliseerd door het vogeltje als hemelse boodschapper. Nu is ze nog vrij als een vogel maar straks in de religieuze kooi… 

Liefdesdokter

Emile Vaquez (1841-1900) schilderde dit stilleven met centraal L'Amour Médecin, een komedie-ballet van Molière op muziek van Jean-Baptiste Lully (1665). Hij heeft nauwkeurig de geïllustreerde editie van Molières werken uit 1749 gekopieerd. Een echte Nederlandse vertaling bestaat er niet. Omdat de “oude kluchten vry ongezouten zijn, en daar door, voor tedere ooren, niet weinig aanstootelijk, om d’ongerijmtheden, onnutte redenen, mismaakte bedrijven, en lasterlike uitvallen” heeft Adriaan Bastiaansz Leeuw in 1680 het stuk bewerkt “tot een beknopt, bondig en onlasterbaar kluchtspel”. De liefdendokter werd zo een eenakter op rijm waarin Molière zo ver te zoeken is dat Leeuw het maar gewoon op zijn eigen naam zette.

Tand des doods

Op deze bronzen presse-papier, gesigneerd M. Migneaux (einde 19de eeuw), knaagt een muis aan het boek Les Odeurs de Paris (1866) van Louis Veuillot, journalist en katholiek polemisch schrijver. Hij fulmineert tegen de verloedering van zijn stad en haar bewoners. In de vertaling, Schetsen uit Parijs (1867), klinkt het zo:

Te Parijs dwaalde ik in een verpeste duisternis, te midden eener bedrukte menigte, die ons de modder om de ooren deed spatten, van de koffiehuizen naar de schouwburgen, van den tabaksrook naar de gas-walmen. Daar wordt het volk vermaakt, daar wordt het onderwezen. Ik heb gezien, ik heb gehoord; ik heb de stem der tooneelspelers en de bewegingen der menigte opgeteekend; en ik heb den adem en de hand des doods gevoeld.

Nu voelt dit boek de tand des doods!

Zie ook Boeken vreten

Trappisten betrapt

De Naamse kunstenaar Félicien Rops (1833-1898) provoceerde Kerk en bourgeoisie met zijn erotisch-pornografische prenten. Chez les Trappistes (1891) toont een groep monniken die zich vergapen aan ‘La Destruction de Sodome’, een fragment uit het bijbelboek Genesis. Rechts staat een novice die zijn soutane samenknijpt en bij de overige monniken kan je verschillende reacties aflezen, zoals nieuwsgierigheid, perversie, hartstocht en verbazing, aldus Peter Groenewegen die de prent omschrijft als “een overduidelijke aanklacht tegen het vele kindermisbruik door de kerk”. Veelzeggend is de tekst onderaan: “Waar men kinderen de moraal inlepelt via mondjes die uitsluitend door de kerk geopend worden”. Sarcastisch verwijst Rops naar de ‘herderlijke brief’ van de bisschop van Gent (8 september 1856) over het onderwijs en de opvoeding van de jeugd. Hierin valt Monseigneur Delebecque fel uit naar de niet-katholieke scholen en vooral de Rijksuniversiteit Gent waar hoogleraars de fundamenten van de christelijke leer pogen te ondermijnen! Van deze litho bestaat ook een andere versie met figuren in de rand, met name in de linkerbovenhoek...

Kattengejank

Deze gravure van Louis Poyet verscheen in La Nature (20 oktober 1883) met als titel: ‘Un Piano de Chats (D’après une gravure du dix-septième siècle)’. Het bijhorend artikel verwijst naar de Duitse geleerde Athanasius Kircher die als eerste het instrument beschreef in zijn boek Musurgia Universalis (1650), meer bepaald het deel ‘De musica instrumentali’: een reeks puntige hamertjes waren verbonden aan de staarten van een serie katten met verschillende toonaard in hun geschreeuw… Of het allemaal waar is kunt u verder lezen in https://en.wikipedia.org/wiki/Cat_organ .

Tot troost van dierenliefhebbers volgt nog een muzikaal tafereeltje.

Kircher 'Musurgia Universalis' (1650)

Kircher 'Musurgia Universalis' (1650)

Henriette Ronner-Knip (einde 19° eeuw)

Henriette Ronner-Knip (einde 19° eeuw)

Lekkerbekkenbibliotheek

De Almanach des Gourmands (1803-1812) van Alexandre Grimod de la Reynière was een baanbrekend werk in de gastronomische journalistiek.  De werkruimte van zo’n journalist fijnproever ziet er dan ook bijzonder uit: ‘Bibliothèque d’un Gourmand du XIXe siècle’ (1803), ‘Les Audiences d’un Gourmand’ (1804) en ‘Les Méditations d’un Gourmand’ (1806); gravures van Mariage naar een tekening van Dunant.

Kinderspel

Een veiling in Cannes bood dit schilderij aan: “Ecole Flamande vers 1600, suiveur de Joos van Cleve. Jésus et saint Jean-Baptiste enfants”. Een christelijk kinderspel? Op Facebook wordt het zeker gecensureerd!

Woedende boeddha

Deze prent van Louis Icart (1926) heet Buddha Colère volgens de Goudse galerie Dille Art: “Een sensuele halfnaakte vrouw met een zijden zware Japanse kimono staat nietsvermoedend en enigszins dromerig te roken. Op de achtergrond staat een Japans beeldje dat tot leven gekomen schijnt. Het geheel ademt de sfeer van een Parijs boudoir uit.” Een woedende boeddha?! Dat lijkt me een contradictie en bovendien ziet het beeldje er eerder [na wat gegoogle] uit als een Rakshasa, ook wel mens-eter genoemd. Blijft de vraag waarom hij zo fel tekeergaat: uitgedaagd of afgewezen?

Het schip der zotheid

Deze prent, een reuzenhoutsnede (74x114 cm) van acht houtblokken, werd rond 1525-1530 in Leiden vervaardigd. Lange tijd toegeschreven aan Lucas van Leyden zou de Antwerpse schilder en graveur Jan Wellens de Cock de ontwerper geweest zijn. De anonieme prent verscheen bij drukker boekverkoper Doen Pietersz in Amsterdam en toont een wriemelende massa bij het schip van ‘Sinte Reijnuyt’ (reinuit = alles op, helemaal leeg, schoon verteerd). Deze spotheilige trad vanaf de late Middeleeuwen op als patroon van de drinkebroers, klaplopers, losbollen en nietsnutten. Ook werd hij geregeld als eigenaar van een narrenschip gesignaleerd. Het schip van Sint Reinuit diende dan voor het transport naar Luilekkerland. De prent bekritiseert allerlei vormen van onmatigheid (drank, seks, spel) en heeft de ‘inhalige kerk’ als voornaamste doelwit van spot.[1]

[1] Jeroen Salman, ‘Terug naar Luilekkerland: een publicatiegeschiedenis van vijf eeuwen’ in De Boekenwereld 2000, 7 p 232-260.

Mij viel meteen de figuur rechts op: een bedrukt kijkende man leest in een boek. Ik meende direct Desiderius Erasmus van Rotterdam te herkennen en enkele experten zagen dit ook zo.[1] Zijn Lof der zotheid past volledig bij het thema en qua datering kan het kloppen: nog voor het overlijden van Erasmus in 1536 waren er 36 edities van de oorspronkelijke Latijnse tekst verschenen! Maar er blijft een probleem dat de experten over het hoofd hebben gezien: hoe kwam de kunstenaar tot dit portret? De oudst bekende afbeelding van Erasmus ten voeten uit werd kort na zijn overlijden gemaakt door Hans Holbein (circa 1538). Zijn eerste standbeeld was van hout (1549) en werd in 1557 vervangen door een blauw arduinstenen beeld. Het werd echter in 1572 kapotgeschoten en in de gracht geworpen door het Spaanse leger. Er kwam dan een nieuw houten beeld en in 1593 een meer dan manshoog stenen beeld op de Grotemarkt. Dit maakte in 1622 plaats voor een bronzen Erasmusbeeld, het oudste bronzen standbeeld van Nederland, dat vandaag nog te zien is op het Grotekerkplein in Rotterdam. Als de afgebeelde geleerde bij het schip van Sinte Reynuyt inderdaad Erasmus is, zou dit zijn oudste portret ten voeten uit zijn! Een ‘zotte’ vondst?[2]

[1] D. Th. Enklaar, ‘De prent van Sinte Reynuyt’ in Uit Uilenspiegel’s kring (Assen, van Gorcum, 1940) p 47-65; Kunst voor de beeldenstorm: Noordnederlandse kunst 1525-1580 (Den Haag, Staatsuitgeverij, 1986) p 155-156.

[2] Paula Koning, Erasmus op de markt (Rotterdam, Ad Donker, 2009); https://nl.wikipedia.org/wiki/Lijst_van_afbeeldingen_van_Desiderius_Erasmus; Zie ook ‘Waarom schrikt Erasmus?’ Varia 3 & Nieuwe Zotheid

Vouwbenen

Dit bericht verscheen in de nieuwsrubriek over Frankrijk in het Dagblad van Zuidholland en ’s Gravenhage van 7 oktober 1874.[1] Ik kwam het toevallig tegen bij wat opzoekwerk rond Charles Asselineau, die mij onbekend was tot ik De hel van de bibliofiel in handen kreeg, een hemels banket voor bibliofiele fijnproevers opgedist door de Stichting Desiderata (Tilburg, 2022).[2] In deze somptueuze homage aan de boekenhartstocht schrijft Peter IJsenbrant over Asselineau: “De volledige literaire santenkraam, hij was er dol op”. Zijn merkwaardige verzameling vouwbenen blijft echter onvermeld. Een vouwbeen is een gepolijst stuk bot gebruikt voor het vouwen van papier en het opensnijden van enveloppen (briefopener).

[1] Het nieuws werd een paar dagen later letterlijk overgenomen in de Provinciale Noordbrabantsche en 's Hertogenbossche courant alsook in De Gooi- en Eemlander.

Een journalist beschreef in 1866 het interieur van Asselineau’s woning in de Parijse rue du Four: “Je lui connais deux collections fort curieuses: ses livres et ses couteaux à papier”.[1] In de papiermessen staan verzen gegraveerd met telkens een schrijversnaam erbij. Zo staat er van Victor Hugo: “Madame, il fait grand vent et j’ai tué six loups” [Madame, er staat een felle wind en ik heb zes wolven gedood]; een merkwaardig citaat uit het toneelstuk Ruy Blas (1838). Uit een drama van François Ponsard staat gegraveerd: "Quand la borne est franchie, il n'est plus de limite" [Er zijn geen limieten meer als de grens wordt overschreden]. Van Émile Augier wordt geciteerd: “Ce qui tombe au fossé, Madame, est au soldat” [Wat in de sloot valt, Mevrouw, is voor de soldaat]. Wat bedoelde Asselineau met deze selectie merkwaardige citaten? De genoemde journalist merkte in zijn verslag op dat hij van enkele andere auteurs de citaten op de messen niet wilde vermelden “om de verzamelaar [Asselineau] niet te bedroeven”. Zat in de keuze van auteurs en citaten misschien enige ironie of kritiek verborgen? De collectie heeft in elk geval tot misverstanden geleid: sommigen veronderstelden dat de papiermessen een cadeau waren van de respectievelijke auteurs![2] Maar waar is de verzameling van Asselineau gebleven? Ze staat niet in de cataloog van de posthume veiling van zijn boeken.[3] Of heeft Charles Monselet ze in handen gekregen? Hij was erg lovend over Asselineau en geeft de langste lijst van citaten uit de fameuze collectie vouwbenen.[4] Het blijft voorlopig een raadsel, zowel de intentie als het lot van deze verzameling. 

[1] La Petite Revue, 2 juni 1866, p 29-33.

[2] Mrs. Wiliam Pitt Byrne, Curiosities of the Search-room: A Collection of Serious, and Whimsical Wills (London, Chapman & Hall, 1880) p 364.

[3] Catalogue de la bibliothèque romantique de feu M. Charles Asselineau (Paris, 1875). L’Intermédiaire des chercheurs et curieux, 25 april 1882, kolom 229.

[4] Charles Monselet, Curiosités littéraires et bibliographiques (Paris, Librairie des bibliophiles, 1890)  p 200-201.

In de biografische schets bij De hel van de bibliofiel merkt Peter IJsenbrant op dat 1830 voor Charles Asselineau het begin van een literaire revolutie markeerde. In het literaire weekblad Le Voleur van 5 februari 1830 publiceerde Honoré de Balzac ‘Le Couteau à papier’.[1] De moeder van een vrouw die stierf onder de guillotine biedt na de lijkschouwing de vriend van haar dochter het scheenbeen aan ‘wit als sneeuw’: …”il pourrait en faire un couteau à papier … ce serait un souvenir”. Asselineau was natuurlijk teveel volbloed romanticus om zich hierdoor geïnspireerd te voelen tot zijn verzameling vouwbenen. Maar ik vond het een te leuke anecdote om onvermeld te laten. 

[1] Het was een soort extra hoofdstuk, een macabere en sarcastische appendix bij het boek van Jules Janin L’Âne mort et la femme guillotinée (1829).

Incognito

De mode van de ‘luifelhoeden’ in het begin van de 19de eeuw bracht deze caricatuur voort. Focus nu even op de man links die een paraplu in zijn hand houdt. Zoom nu in op de onderstaande Engelse versie en dan lijkt de man toch wat anders te omklemmen…

Belgicus

In juni 1983 verscheen in Amsterdam het eerste nummer van het ‘underground’ tijdschrift De Angst: een bundeltje fotocopies met een omslag in een handgekleurde ets. Vooral de beperkte oplage (100) en het omslag van de controversiële kunstenaar Rob Scholte maakt het tot een collector’s item. Scholte zag er brood in en gaf later een gespiegelde versie in zeefdruk uit. Het is een moderne interpretatie van de ‘Leo Belgicus’, een in de 17de eeuw populaire manier om de kaart van de Nederlanden in de vorm van een leeuw af te beelden. Die ‘Belgicus’ slaat dus niet op het huidige België maar was de gangbare omschrijving van ‘Nederlands’!

Handen schudden

De Amsterdamse kunstenaar en bakker Karel Goudsblom maakte deze arm "For TXO with pleasure and a good intention" om bekende Nederlanders te helpen bij het veelvuldig handenschudden.

Vliegensvlugge Magritte

René Magritte zorgde voor de banner van de rubriek ‘à la venvole’ van het Brusselse avant-garde tijdschrift Au volant: art et littérature (1919) met de merkwaardige leuze: ‘vers la plénitude par la dictature de la conscience’. Magritte stond maar korte tijd mee ‘aan het stuur’ (au volant) van dit kunsttijdschrift dat ‘licht vliegend als de wind’ (à la venvole) binnen het jaar verdween…

Deel deze pagina